Selecteer een pagina

Wat is de meest gestelde vraag aan Surinaamse studenten in Nederland? Die puzzel legt Glenn Weisz jr. – kleinzoon van de man naar wie in Suriname een particuliere school vernoemd is – voor aan de commissieleden tijdens een interne training. De studenten kijken elkaar vragend aan. “Hoe kun je zo goed Nederlands spreken?”, grapt er iemand. De groep moet meelachen, het is misschien niet de meest gestelde vraag maar wel een van de meest opvallende vragen. De volledige geschiedenis van onze twee landen valt in het niet bij de meeste Nederlandse jongeren, maar later meer daarover.

Nee, de meest gestelde vraag staat op de volgende slide. Boven een foto van een Boeing 737 van de national carrier Surinam Airways staat in grote letters: “Ga je terug gaan naar Suriname?” De meeste studenten knikken beamend, niet als antwoord op de vraag die nu geprojecteerd staat op het scherm, maar omdat deze vraag hen wel bekend is. De foute schrijfwijze wordt voor lief genomen, omdat het uiteindelijk wel de manier is waarop veel personen de vraag stellen. Het wordt wat onrustig in de zaal, de discussie over het wel of niet terugkeren naar ons geboorteland is er een die duizenden Surinamers al tientallen jaren hebben gevoerd.  Sinds ik gestart ben met m’n studie is deze vraag mij wel tien keer gesteld. Eerst van familieleden, daarna van medestudenten, vrienden en zelfs vreemden die je op de trein ontmoet. Het is meestal uit oprechte interesse dat de vraag gesteld wordt, maar het kan nogal confronterend zijn. Tijdens geschiedenislessen op de middelbare school leer je over de ‘brain drain’ – vertrek van hoger opgeleide Surinamers naar Nederland. Het salaris was er vele malen beter en wanneer dat niet zo was, bestond nog altijd de sociale opvang waar velen gretig gebruik van hebben gemaakt. Veel jongeren die uit ­Suriname vertrokken om aan de universiteit te gaan studeren, keerden na een succesvolle studie niet terug. Het verhaal van Wan Pipel was een ideaal, eentje welke nauwelijks terug te vinden was in de echte wereld.

“Het verhaal van Wan Pipel was een ideaal, eentje welke nauwelijks terug te vinden was in de echte wereld.

Jaren na de onafhankelijkheid staan Surinaamse studenten nog steeds – of moet ik zeggen weer – voor hetzelfde dilemma. Een verergerende economie biedt geen helder toekomstperspectief voor de jonge, ambitieuze studenten, terwijl zij tijdens stages bij bedrijven en carrièredagen in Nederland wel voldoende kansen zien. De economie in Europa is aan het groeien en er is een tekort aan hoogopgeleiden. Toen ik dat voor het eerst hoorde, snapte ik het maar halfjes. Hoe kan een ontwikkeld land, een van de rijkste landen in de wereld, nou problemen beschrijven die ik eigenlijk verwacht te horen van een ontwikkelingsland als Suriname? En hoe kan het nou dat er in Suriname, waar we, vanuit het gat dat we voor onszelf gegraven hebben, eigenlijk alleen nog maar vooruit kunnen, nauwelijks werkgelegenheid is voor hoger opgeleiden? Een artikel in De Ware Tijd haalde ooit aan dat in ons land slechts vijf procent van de bevolking de hogeschool of universiteit heeft bezocht. In mijn hoofd zou dat moeten betekenen dat elk van deze 25.000 personen wel een goede baan zou moeten vinden, maar bij het spelletje van vraag en aanbod vergat ik voor het gemak het gedeelte van de vraag.

Er zijn genoeg afgestudeerden die met goede moed terugkeren naar het thuisland om “te helpen bij de opbouw”, maar na enkele jaren, soms zelfs enkele maanden alweer af zijn van die droom of zelfs deel uitmaken van de lanti cultuur die zij daarvoor nog zo bekritiseerden. Dat is geen kritiek naar hen toe en zou net zo goed kunnen blijken een effect van het systeem te zijn dat initiele goede voornemens keer op keer overtreft, maar moet voor nu dienen ter illustratie van de zaken waar je allemaal aan kan denken zodra de vraag wordt gesteld “Ga je terug naar Suriname na je studie?”. Het antwoord is niet zo eenvoudig en zal dat voor lange tijd niet zijn.

Een reactie die ik meer dan eens heb gekregen nadat iemand dit stuk gelezen had, was “Oh dus jij gaat niet terug?” Nu begrijp ik die reactie wel, maar eerst vond ik dat vooral heel gek, omdat ik dit stuk met name geschreven heb met de gedachte om het probleem wat meer bespreekbaar te maken en de gedachtegang van menig Surinaamse student in Nederland enigzins te proberen te verklaren. Dan volgt nu de vraag: Waarom zou je wel terug gaan? Het antwoord is voor mij heel duidelijk, maar daar meer over in het vervolg van dit stuk.

Ferayed Hok